Tekenen m.b.v. de Coördinatenbalk
Om een object met behulp van de Coördinatenbalk te tekenen:
Er zijn twee verschillende manieren om de Coördinatenbalk te activeren.
Selecteer een gereedschap en klik in de tekening om het invoegpunt van het object te bepalen. Druk vervolgens op de tab-toets om het eerste gegevensveld in de Coördinatenbalk te selecteren of druk op Shift+Tab om het laatste veld te selecteren. Je kan de Coördinatenbalk ook activeren louter door middel van het numerieke gedeelte van het toetsenbord. Als je deze optie in de instellingen van de Coördinatenbalk selecteert, kan je rechtstreeks de waarde voor het eerste veld ingeven. Gebruik daarna de tab-toets om naar het tweede veld te gaan.
Klik op een gereedschap en druk op de tab-toets (voordat je begint met tekenen) om het eerste veld in de Coördinatenbalk te selecteren. Door opnieuw op de tab-toets te drukken, wordt de waarde bevestigd en aan het object toegewezen. Klik hierna in de tekening om het object in te voegen.
Wanneer je de klik-en-sleeptekenmethode gebruikt, kan je na het indrukken van de tab-toets of de combinatie Shift + Tab de muisknop loslaten zodat je je handen vrij hebt om de coördinaten in te geven. Als je alle waarden voor het object hebt ingevoerd, druk je op de entertoets om te bevestigen en de Coördinatenbalk te verlaten.
Gebruik de volgende toetsen(combinaties) om de gegevensvelden in te vullen.
Toets |
Handeling |
Enter |
Als de cursor in de Coördinatenbalk staat, wordt de waarde in het huidige veld bevestigd en verdwijnt de Coördinatenbalk. Als je aan het tekenen bent, wordt het object voltooid. (Bij objecten die een pad volgen, zoals polygonen, muren en dimensies, wordt het huidige segment van het object voltooid.) |
Tab |
Als de cursor in de Coördinatenbalk staat, wordt de ingegeven waarde bevestigd en springt de cursor naar het volgende veld (indien je geen waarde invult, wordt dit veld niet ingesteld). Als je aan het tekenen bent, verschijnt de Coördinatenbalk en wordt de cursor in het eerste veld van de Coördinatenbalk geplaatst. |
Tab + Shift |
Als de cursor in de Coördinatenbalk staat, wordt de ingegeven waarde bevestigd en springt de cursor naar het vorige veld (indien je geen waarde invult, wordt dit veld niet ingesteld). Als je aan het tekenen bent, verschijnt de Coördinatenbalk en wordt de cursor in het laatste veld van de Coördinatenbalk geplaatst. |
Om de wijziging van een veld ongedaan te maken, druk je op de backspace-toets (enkel mogelijk wanneer de coördinaat nog niet is toegepast). In het geselecteerde veld wordt opnieuw de vorige waarde getoond.
Als je de intelligente aanwijzer inschakelt via de Vectorworksvoorkeuren,
worden de opgegeven X-, Y- en Z-coördinaten in de tekening voorgesteld door middel van rode, gestippelde referentielijnen. Zie Vectoriële grijppunten creëren voor meer informatie.
Klik in de tekening om het object te voltooien volgens de opgegeven coördinaten. Als het niet om een padobject gaat, kan je tijdens het tekenen ook op Enter drukken om het object te voltooien. Als de Coördinatenbalk nog geactiveerd is, moet je twee keer op Enter drukken. Objecten die een pad volgen, zoals polygonen, muren en maatlijnen kan je enkel voltooien door in de tekening te klikken.
Heb je niet gevonden wat je zocht? Stel je vraag aan Dex, onze virtuele assistent.